Het metallisatieproces wordt beschreven in de norm ISO 2063, deel 1 beschrijft het ontwerp en kwaliteitseisen, deel 2 beschrijft de uitvoering van de metallisatiewerken. Ook andere aspecten zoals kwaliteitscontrole, voorbereiding van het staaloppervlak en eisen voor onder andere de metalliseurs zijn genormeerd.
Een van de voordelen van zink en zink-aluminium is dat deze metalen niet enkel een passieve corrosiebescherming bieden door een afscherming te vormen tegen het milieu. Ze hebben het voordeel ook een actieve corrosiebescherming te bieden door hun kathodische werking.
Vooraleer men kan beslissen welk beschermingssysteem aangebracht zal worden, moet eerst de corrosieklasse bepaald worden waarin men zicht bevindt. De corrosieklassen worden gedetailleerd in de norm ISO 12944-2: 2017. Deze norm beschrijft onder meer ook zware corrosieklassen zoals CX en immersie.
Zink en zink-aluminium hebben beide hun eigen werking en voordelen. Over het algemeen kan men stellen dat zink-aluminium een betere corrosiebescherming biedt dan zink. Dit komt tot uiting in de gevraagde laagdiktes, die voor zink-aluminium gewoonlijk lager liggen dan voor zink. Zowel zink als zink-aluminium kunnen in elke corrosieklasse -in combinatie met een verfsysteem- probleemloos gebruikt worden.
Op basis van de corrosieklasse weet men welke laagdiktes aangebracht moeten worden om een bepaalde levensduur te garanderen. In de norm ISO 2063-1 wordt de laagdikte voor zink- en zinkaluminium opgegeven voor de verschillende corrosieklassen, zowel voor enkel gemetalliseerde oppervlakken, metallisatie met sealer of met bijkomende verflagen.