Metalliseren is een procedé dat wordt beschreven in de norm EN ISO 2063. Hierbij wordt metaal in de vorm van draad of poeder met een vlampistool of een elektrische lichtboog gesmolten en vervolgens door middel van perslucht op het staal gespoten.
De dikte van de metallisatielaag kan variëren van 50 tot 200 µm, om een langdurige corrosiewerende bescherming te verzekeren. Door deze diktevariatie kan de operator die de metallisatie uitvoert zich aanpassen aan de corrosieklassen en de eisen van het bestek.
Metalliseren kan zowel in een werkplaats of op een werf en is uitstekend geschikt voor het behandelen van constructies die te groot zijn voor thermisch verzinken.
Alleen door het oppervlak goed voor te bereiden, is een perfecte hechting van de metallisatielaag op het staal mogelijk. Daarvoor is aanstralen de ideale techniek. Het staal wordt handmatig of door middel van turbines met staalgrit of met hoekige korrels gestraald, zodat het voldoet aan de vereisten van de norm EN ISO 2063. Met andere woorden:
De zinkdraad wordt met een gaspistool of een elektrische vlamboog gesmolten en vervolgens door middel van perslucht op het stalen oppervlak gespoten.
De zinklaag stolt onmiddellijk bij contact op het oppervlak, daardoor is de corrosiewerende beschermlaag dus meteen effectief.
De ideale omgevingsomstandigheden voor metallisatie zijn:
Dit moet verplicht worden gecontroleerd vooraleer de metalliseringswerken aangevat kunnen worden.
Bij dit procedé wordt een draad van zink of zink-aluminiumlegering ingevoerd in een gaspistool dat wordt gevoed met gas (propaan of acetyleen en zuurstof). Door de verbranding van het gas smelt de draad bij het passeren. Dit wordt vervolgens met perslucht op het te metalliseren oppervlak gespoten. Voor dit type pistool worden draden met een grotere diameter gebruikt, meestal vanaf 3 mm dik.
Bij dit procedé worden twee draden van zink of een zink-aluminiumlegering in een elektrisch metalliseerpistool ingevoerd. Wanneer de twee draden contact maken, vormt zich een elektrische boog die het zink laat smelten. Dit wordt vervolgens door middel van perslucht op het te metalliseren oppervlak gespoten. Voor dit type pistool worden draden met een kleinere diameter gebruikt, meestal maximaal 2,50 mm dik.
De metallisatielaag van zink of zink-aluminium wordt meestal afgewerkt met vloeibare verf of een poederlak. In dit geval spreekt men van een duplexsysteem. Naast het esthetische aspect beschermt verf het oppervlak en verlengt het de levensduur van de metallisatielaag.
Vloeibare verf wordt in meerdere lagen aangebracht: een eerste dichtingslaag is verplicht voor een optimale corrosiebescherming, deze laag wordt ook sealer of mistcoat genoemd. De verf wordt zeer sterk verdund, zodat hij voldoende kan binnendringen in de poreuze metallisatielaag. Daarna volgen nog enkele verflagen (afhankelijk van de corrosieklasse), de zogenaamde tussenlaag en de toplaag, ook wel afwerklaag of eindlaag genoemd.
Poederlak kan dan weer in één of twee lagen worden aangebracht, waarbij de eerste laag voldoende ontgassend moet zijn om blaasvorming te voorkomen.